Voorjaar 1350. Een monnik is op de vlucht voor een roedel bloeddorstige honden. Zijn pad kruist dat van Raaf, een jonge stroper. Kort voordat de beesten hun prooi inhalen, duwt de monnik de jongen een in leer gewikkeld voorwerp in handen. Het geheimzinnige voorwerp blijkt een met goud versierde hoorn. Al snel ontdekt Raaf dat de hoorn een relikwie is met magische krachten. Het is afkomstig van een mythisch en Bijbels dier: de eenhoorn. Ook anderen willen de hoorn in handen krijgen. Tegen elke prijs, zelfs de prijs van een mensenleven.